Relatie tussen negatieve energie balans en fertiliteit zichtbaar met InsemAn
M.L. Beiboer
Samenvatting
In dit artikel wordt ingegaan op de (patho-)fysiologische aspecten van negatieve energie balans. Het blijkt dat verscheidene van deze aspecten gevolgen hebben voor de prestaties van de koeien.
Deze prestaties worden weergegeven in kengetallen. Het computerprogramma InsemAn berekent deze kengetallen en kan op grafische wijze inzicht verschaffen over het voorkomen van negatieve energie balans.
Het artikel wordt afgesloten met richtlijnen voor behandeling.
Negatieve energie balans
Negatieve energie balans is bij melkvee een normaal fysiologisch proces, dat reeds enkele dagen tot enkele weken voor het afkalven kan beginnen en gedurende verscheidene weken kan aanhouden.
Hierbij wordt er door de koe minder energie opgenomen dan zij verbruikt. De droge stof opname daalt voor het afkalven, vooral in de laatste week. Dit is waarschijnlijk mede het gevolg van het groeiende
kalf in de baarmoeder, dat meer ruimte in de buikholte in neemt, waardoor er minder ruimte is voor de pens. Daarnaast neemt de behoefte toe, vooral na afkalven vanwege de melkproductie, terwijl de pens
zich na de rustfase in de droogstand opnieuw moet ontwikkelen, waardoor de opnamecapaciteit van vluchtige vetzuren uit de pens achter blijft. Door de afnemende opname en de stijgende behoefte zal de koe
haar energie (vet-) reserves aanspreken. Deze lipolyse leidt tot een toename van vrije vetzuren in het bloed, wat aanleiding geeft tot ketonaemie. De ketonaemie leidt tot stapeling in de lever,
leververvetting, en veroorzaakt een afname van de eetlust, waardoor de negatieve energie balans nog kan worden versterkt.
Effecten van negatieve energie balans op de koe
Door het tekort aan energie komen verschillende processen in het lichaam niet goed op gang. Eén van deze processen is de
ovariële activiteit.
Dit wordt hormonaal vanuit de hypothalamus (GnRH) via hypofyse (FSH en LH) aangestuurd, waardoor de oestrus cyclus op gang wordt gebracht. Gebleken is dat de bloedspiegels van FSH en de LH-piek vanaf
afkalven bij elke volgende oestrus na afkalven hoger zijn dan de vorige. Ook bij een minimale (normale?) negatieve energie balans neemt de hormoonspiegel in het bloed vanaf de eerste cyclus langzaam toe.
Bij een sterkere negatieve energie balans komt deze activiteit trager op gang waardoor dit proces langer duurt. Dit proces uit zich in een minder duidelijk en later tochtig worden van de koe.
Bovendien rijpen de follikels door de verlaagde bloedspiegel van FSH minder goed, wat kan leiden tot een verminderde kans op dracht na inseminatie.
De negatieve energie balans heeft een negatief effect op de
melkproductie. Dit geldt niet alleen voor het aantal liters, maar ook op de samenstelling van de melk.
Door de overvloed aan vrije vetzuren gaat het vetpercentage stijgen, terwijl door het energietekort er te weinig eiwit wordt aangemaakt waardoor het eiwitpercentage gaat dalen.
De negatieve energie balans veroorzaakt een snel verval van de lichaamsreserves, waardoor deze koeien snel magerder worden en daardoor een snelle daling in
conditiescore hebben.
Effecten van de negatieve energie balans op kengetallen
Door de verminderde voeropname in de periode rond afkalven is de calciumopname verlaagd. Dit leidt tot meer gevallen van
melkziekte en aan de
nageboorte blijven staan.
De verminderde voeropname is blijvend in de eerste weken na afkalven, waardoor meer gevallen van
slepende melkziekte kunnen worden waargenomen. Dit uit zich klinisch in slechtere voeropname,
met name krachtvoer.
De
melkproductie blijft achter bij de verwachting, het vetgehalte is in de eerste 2-3 weken na afkalven sterk verhoogd en het eiwitgehalte is verlaagd.
Meer dan 3 weken na afkalven begint het vetgehalte bij voortduren van de negatieve energiebalans te dalen. Soms is het vetgehalte dan lager dan het eiwitgehalte (inversie).
Het vertraagd op gang komen van de ovariële activiteit resulteert in slechtere kengetallen voor de
vruchtbaarheid. Dit uit zich in een verlengd interval afkalven - 1
e tochtigheid,
een verlaagd percentage tochtsignalering, een verlengd interval afkalven - 1
e inseminatie, een verlaagd percentage dracht na 1
e inseminatie, een verhoogd inseminatiegetal,
en een verlengde tussenkalftijd.
Een duidelijke negatieve energie balans leidt geeft een sterke vermindering van vetreserves. Dit uit zich in een sterke afname van de
conditiescore,
in dergelijke gevallen meer dan 1 punt op een schaal van 1-5.
InsemAn
Om in praktijk een vermoeden van negatieve energie balans te onderbouwen kan gebruik worden gemaakt van het computerprogramma InsemAn.
Het accent van dit programma ligt op de analyse van de fertiliteit.
Het programma kan handmatig van bedrijfsgegevens worden voorzien, maar kan ook gegevens van EDI-NRS, EDI-DAP, VAMPP, RAMSYS en FertAn importeren.
De analyse begint met de Signalering. Deze bestaat onder andere uit een Snelzicht, een Standaard kengetallen overzicht (STO) en een beslisboom.
Als hieruit een signaal wordt verkregen dat er mogelijk een probleem is op het bedrijf, kan een Nadere analyse worden uitgevoerd.
Deze bestaat uit beoordeling van het management met betrekking tot de fertiliteit, kengetallen analyse per pariteit en selectieve analyse van een selectie van het bedrijf.
Hierbij kan een verscheidenheid aan selectiecriteria worden gebruikt, welke ook toepasbaar kunnen zijn op ruim 60 verschillende grafieken waarmee hypothesen kunnen worden bevestigd
of juist kunnen worden weerlegd.
Aanwijzingen voor negatieve energie balans in InsemAn
Bewust wordt het woord
aanwijzingen gebruikt omdat onderstaande kenmerken individueel ook in andere situaties kunnen voorkomen.
Echter des te meer aanwijzingen, des te sterker wordt een vermoeden van negatieve energie balans onderbouwd.
Als eerste zal men bij
Signalering in het
Standaard kengetallen overzicht de volgende afwijkingen kunnen vinden: een verlengde tussenkalftijd, een verlaagd percentage tochtsignalering,
een verlengd interval afkalven - 1
e tochtigheid, een verlengd interval afkalven - 1
e inseminatie, een verlaagd percentage dracht na 1
e inseminatie en een
verhoogd inseminatiegetal.
Omdat negatieve energie balans soms beperkt is tot één (vaak de eerste of de tweede) pariteit is het zinvol de
Analyse per pariteit te bekijken.
Grafieken bij de
Vrije Analyse zijn er om een vermoeden te onderbouwen of juist te weerleggen. Wat betreft de negatieve energiebalans komen hiervoor in aanmerking:
-
scatterplot met verdeling interval partus - 1e inseminatie t.o.v. vet-eiwit verhouding in de melk.
In deze grafiek is de maximale vet-eiwit verhouding aangegeven van de betreffende lactatie.
Zowel een hoge vet-eiwit verhouding als een verlengd interval partus - 1e inseminatie is een aanwijzing voor negatieve energie balans.
Als beide veelvuldig samen voorkomen bij hetzelfde dier, zal de regressielijn een stijgende lijn zijn, wat een aanwijzing is voor negatieve energie balans.

-
scatterplot met verdeling interval partus - 1e inseminatie t.o.v. conditiescore.
Een lage of een laag blijvende conditiescore kan een aanwijzing zijn voor negatieve energiebalans.
Wanneer veel dieren onder de norm curve zijn gemarkeerd voor een lang interval partus - 1e inseminatie, is daarmee een aan wijzing is voor negatieve energie balans verkregen.

-
de cumulatieve som van het interval partus - 1e inseminatie geeft de cumulatieve som van de inseminatieresultaten (wel of geen dracht).
Zowel een verlenging van het interval partus - 1e inseminatie als een verminderde kans op dracht na inseminatie zal de grafiek met namen in het traject tussen 60 en 120 dagen
na afkalven een dalende lijn geven. Regelmatig is een klein deel van de grafiek tussen 40 tot 70 dagen na afkalven een stijgende lijn.
Dit zijn dieren die juist geen hinder hebben van negatieve energie balans, daardoor een goede ovariële activiteit hebben, waardoor deze kort na afkalven reeds tochtig
zijn en een goede kans op dracht hebben. Voorbij 120 dagen na afkalven hebben de meeste dieren weer een positieve (of minder negatieve) energie balans,
waardoor de ovariële activiteit ook goed op gang komt.

Wanneer deze aanwijzingen aanwezig zijn kan een negatieve energie balans goed aannemelijk worden gemaakt.
Behandeling van negatieve energie balans
Na het vaststellen van negatieve energie balans zal een behandeling moeten worden ingesteld. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen een (sub-) acute fase en een chronische fase.
De
(sub-) acute fase komt voor in de periode van drie weken voor afkalven tot 4 weken na afkalven. Hierbij leiden management omstandigheden tot een verminderde voeropname,
waardoor mobilisatie van vetreserves wordt geïnitialiseerd. Hoofdpunt van de behandeling is daarom het verhogen van de energie opname en (daarmee) remming van de lipolyse,
zoals is weergegeven in bijgaand schema. Aangewezen middelen hiervoor zijn glucose infuus, propyleenglycol en (na afkalven) corticosteroïden.
Preventief kan men het management richten op een conditiescore in droogstand van 3-3.5, een droogstand van 7 weken, waarbij in de eerste 4 weken alleen ruwvoer wordt gegeven,
en in de laatste 3 weken voor afkalven een rantsoen bestaande uit hetzelfde ruwvoer als de nieuwmelkse koeien, aangevuld met 1 kg krachtvoer.
Omdat de ruwvoeropname in de laatste weken afneemt, moet per week 1 kg krachtvoer extra worden gegeven. Dit geldt dus zeer zeker ook voor koeien met een overmatige conditie!
De
chronische fase is de vervolgperiode van de (sub-) acute fase. Hierbij moet worden getracht te voorkomen dat het dier te veel conditie verliest.
Bij een negatieve energie balans wordt vaak meer dan één punt conditiescore verloren. De belangrijkste aandachtspunten zijn een maximale ruwvoeropname,
aangevuld met krachtvoer, en vanaf 120 dagen na afkalven het normaliseren van de conditie, opdat bij droogzetten een conditiescore van 3-3.5 wordt gehaald.
2001, gepubliceerd op deze website